Familie Broersma uit Jistrum

Onze boerderij met op de achtergrond het coulissenlandschap

Familie Broersma te Jistrum
Het gezin Broersma runt een melkveebedrijf aan de Ieswei te Jistrum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, Friese Wouden. Hun bedrijf ligt dichtbij het Bergumermeer, de bedrijfsgrootte is 230 ha waarvan 30 ha mais, 7 ha klaver en 30 ha natuurland. Veel percelen zijn omringd door singels met een totale lengte van 28km.

Er zijn 340 koeien van het Holstein Frisian ras waarvan een deel ingekruist met Fleckvieh en Brown Swiss. De melkproductie is ca. 10.000 kg per koe met 4.40 vet en 3.55.Ureum in 2022 19. Het bedrijf kenmerkt zich door te werken in twee volledig verschillende cultuurlandschapstypen. Het levert hierdoor een mooie bijdrage aan de biodiversiteit.

Ontstaan dorp Jistrum en de Friese Wouden
Jistrum is een dorp dat het midden houdt tussen een langgerekt streekdorp en een esdorp omdat het een brink-achtige ruimte in het midden heeft. Het dorp is in de Middeleeuwen ten oosten van het Bergumermeer op een zandrug ontstaan. Een zandrug die van de lage oever over nog geen kilometer oploopt tot 3.7 m boven N.A.P. en die van het noordwesten – de Eest – met een buiging naar het oosten loopt.

Onze boerderij begin jaren zestig

Op de lagere delen met ondoorlatende lagen in de ondergrond was een fijnmazig sloten- en greppelpatroon nodig voor de afwatering. Langs de slootranden vestigden zich spontaan of door menselijk ingrijpen elzensingels. Op deze manier werden ontwatering, veekering en houtproductie gecombineerd. Voor veekering was een dichte beplanting nodig, omdat prikkeldraad tot het eind van de 19e eeuw niet bestond. De houtwallen en elzensingels konden vroeger deels in de behoefte voorzien aan brandhout, geriefhout voor het boerenbedrijf, bijvoorbeeld palen voor de afrastering en waarschijnlijk ook bouwhout. Eikenschors werd gebruikt voor de productie van run, een grondstof in de leerlooierij en de takkenbossen werden als brandstof voor de bakkersoven gebruikt.

De koeien onderweg naar het weiland, na het melken

Historie boerderij
Kees Broersma: ‘’We zijn hier nu de 3e generatie familie Broersma. Mijn opa heeft dit bedrijf in verpachte staat gekocht, 7 jaar voor de aanvaarding en is hier in omstreeks 1959 gaan boeren. Het was half akkerbouw half grasland met ongeveer 40 melkkoeien. We hebben het bedrijf overgenomen in 1998, toen waren er

135 koeien. Het bedrijf is toen gesplitst, ieder de helft vanwege het feit dat mijn broer ook boer is geworden in Damwoude.

Het boeren in Coulisselandschap
‘’Onze boerderij met stallen staat midden in het voor de Friese Wouden kenmerkende coulissenlandschap. De gemiddelde perceelgrootte heeft met 2 hectare de passende afmetingen om onze kudde een dag op te laten weiden. Om deze percelen heen ligt 28 km aan houtwallen en boomsingels, variërend in breedte van 1.5 m tot 4m.

Helpen bij het landschapsonderhoud

Vanuit het gebiedscollectief wordt hiervoor een jaarlijkse vergoeding gegenereerd. We vinden het belangrijk dat ze in stand worden gehouden. In de singels groeien vele soorten bomen en struiken, zoals elzen, wilgenroosje, lijsterbes, meidoorn en vele braamsoorten. Laatstgenoemde geven dekking aan kleine vogels (gekraagde roodstaart) en zoogdieren als bunzings, muizen enz. Ook de zanglijsters, buizerds, eksters, velduilen houden zich hier graag op. Dit landschap is minder geschikt voor weidevogels, die willen vrij van zich af kunnen kijken, zich veilig voelen en niet vanaf hogere beplanting worden begluurd. Bij het landschapsonderhoud worden af en toe ook kinderen betrokken. Het land wordt deels bemest met potstalmest, een mengsel van maaisel, gebruikt als strooisel van de gronden van Staatsbosbeheer. Door deze vorm van bemesten loopt het organische stofgehalte van deze gronden richting de 10 procent. Dit leidt tot minder droogtegevoeligheid en meer bufferend vermogen bij plensbuien. Wij vinden het jammer dat de singels niet gelden als onbemeste bufferzone langs de percelen waardoor er extra beteelde oppervlakte gaat verloren. Dit vanwege de extra strook ernaast die als onbeteeld moet worden gerekend.’’

De veel toegepaste plas-dras

Grond Staatsbosbeheer en eigen natuurgrond
‘’Sinds 1998 is er een deel ecologische hoofdstructuur gerealiseerd, nabij het Bergumermeer. Dit betreft een geheel ander landschap zonder singels en houtwallen. Sinds 2004 hebben wij daarvan 15 ha natuurgrond in eigendom verkregen. Deze gronden worden beheerd met particulier natuurbeheer, met beheertype ’vochtig weidevogel grasland’. Daarnaast wordt 17 ha van Staatsbosbeheer gepacht, met hetzelfde beheertype. Dit land wordt bemest met potstalmest waarin gras is gebruikt van deze pachtgrond. Hierdoor ontstaat een niet te schrale grond, waardoor weidevogels aangetrokken worden. Met Staatsbosbeheer is hierover discussie, omdat er een spanningsveld zit tussen schrale grond, goed voor bepaalde plantengroei, en niet schrale grond waarmee de vogelstand wordt gestimuleerd. 30 jaar geleden was het natuurland vrij van pitrusplant, welke niet gewenst is. Van een deel van onze natuurgrond is plas-dras vegetatie gemaakt wat veel weidevogels aantrekt.

Slobeend, tureluur, veldleeuwerik, watersnip, gele kwikstaart en graspieper.

Van het natuurgebied is ook een deel door Staatsbosbeheer ingericht als moeras. Op deze gronden is de laatste tientallen jaren een enorme ganzen populatie ontstaan die nu de weidevogels plaagt door overbegrazing. Daarnaast ontstaat er veel schade door overbegrazing van de ganzen op het aangrenzende boerenland. Staatsbosbeheer staat toe dat wij samen met de Wild Beheer Eenheden en vrijwilligers uit het dorp de eieren ‘prikken’ om de populatie te bestrijden. Dan komen er geen jongen meer uit.’’

Loonbedrijf aan het werk om in te kuilen, op de achtergrond de singels

Weidevogelbeheer
‘’Sinds jaar en dag hebben we een grote passie voor weidevogelbeheer en we doen volop mee aan monitoring. Gespot worden hier de slobeend, tureluur, veldleeuwerik, watersnip, gele kwikstaart en de graspieper. Voldoende gebruik van stalmest/potstalmest is belangrijk voor de weidevogels. De ruigte zorgt voor meer dekking en eronder zitten veel wormen en larven. Er is echter ook een toename van allerlei predatoren, sinds 20 jaar is hier ook de vos en inmiddels ook de steenmarter. Deze komt af op de piepende kuikens juist voordat ze uit het ei kruipen. Verder zijn er allerlei roofvogels die op de kuikens afkomen. Met de juiste maatregelen: voldoende vergoeding, opgebrachte potstalmest en bestrijding van de predatoren is groei van de weidevogelpopulatie heel goed mogelijk. Een goede samenwerking met de WBE, de Wild Beheer Eenheden is zeer gewenst.’’

Het uitvoeren van groot onderhoud aan de singels

De vereniging Noardlike Fryske Wâlden (NFW)
‘’Dit is een samenwerkingsverband van 6 agrarische natuurverenigingen in Noordoost-Fryslân met het werkgebied tussen Dokkum en Drachten. Het overgrote deel van de bijna 800 leden, boeren en particulieren, zorgt met (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer voor het behoud van het bijzondere landschap en de boerenlandvogels. Dit samenwerkingsverband wordt ook wel Gebiedscollectief Noardlike Fryske Walden genoemd.’’

Gebiedscollectief Noardlike Fryske Wâlden
‘’
Mijn vrouw Thea is werkzaam bij het gebiedscollectief. Het collectief verzorgt de vergoedingen, verzamelt hiertoe de noodzakelijk gegevens en heeft een controlerende functie. Daarmee zorgt ze voor het behoud van landschap en boerenlandvogels. Afgelopen zomer werden er op het boerenland bij een van de leden meer dan 100 verschillende nachtvlinders gesignaleerd. De excursie werd georganiseerd door onze vereniging en Landschapsbeheer Friesland.’’

Nationaal Landschap
‘’
De Noardlike Fryske Wâlden is een landschappelijk aantrekkelijk en uniek gebied tussen Dokkum en Drachten. Het is onderdeel van de Friese Wouden, een streek in het oosten van Friesland, en grenst aan het Westerkwartier in de provincie Groningen op de noordwestelijke rand van het Drents Plateau. Het gebied van ruim 25.000 hectare dankt de titel Nationaal Landschap aan de unieke combinatie van wonen en landbouwactiviteiten in balans met de natuur en cultuurhistorie. Je ziet hier houtwallen, weidegronden, meren, moerassen en veel zandpaden. Opvallend is het grote aantal pingo’s en dobben (meertjes). Rijen bomen met daaronder (bramen)struiken omzomen de weilanden. Zo is een fijnmazig patroon ontstaan met een besloten karakter. Door de ligging op de grens van zand en klei zijn de natuurwaarde en biodiversiteit bijzonder groot. Het eeuwenoude coulissenlandschap met elzensingels en houtwallen is vrijwel intact gebleven en boeren onderhouden dit bijzondere landschap. Dat maakt het uniek in heel Europa.’’

Nest graspieper

Zorgen en wensen voor de toekomst
‘’
De grond is hier niet nitraat gevoelig, wij hadden vorig jaar gemiddeld 12 milligram nitraat op 2m diepte. Een hogere bemesting op blijvend grasland is gunstig voor het organische stofgehalte, dit geeft meer water bufferend vermogen, CO2 binding en een rijker bodemleven. Er wordt op blijvend grasland, ook bij gangbare boeren, bijna geen chemie gebruikt. Beter voor natuur, boer en economie.’’